Our website uses cookies. A cookie is a small text file which will be saved on your computer or mobile device when you visit our website. More information? Read our cookie policy.
Model van een graanaatkanon van 20 duim met tuig op een draaislede op een grondplank. De loop, lang 57.1 cm en met een kaliber van 40 mm, heeft een broekingring met een los sluitstuk, een vizier met opzetstang achter, een vizier ter hoogte van de tappen en een percussieslot dat onder een hoek slaat; de druif is plat. Het bovenaffuit, van voren smaller dan achter, bestaat uit twee wangen met twee trappen, verbonden door een schuin kalf en de aslijven; de elevatieschroef staat in het achterste aslijf. Door de aslijven lopen metalen assen, waar op de uiteinden de dubbele wielen zijn aangebracht. De wielen dienen enkel voor het transport van het affuit naast de slede, maar kunnen ook onder de slede gemonteerd worden. In stelling rust het bovenaffuit met de aslijven op de leggers van de slede. Achteraan zijn twee kleine wieltjes aangebracht, die als een krik de achterkant van het affuit op kunnen tillen waardoor het voor ook op twee kleine wieltjes komt te rusten en eenvoudig te boord te halen is. Het bovenaffuit is aan de slede gekoppeld met een remmechaniek, dat uit een kleminrichting bestaat. De slede is een houten raamwerk, waarvan de leggers met messing bekleed zijn; de achterste pivot is iets naar voren geplaatst, om de draaicirkel te verkleinen. De dwarsbalken zijn aan de onderkant met messing bekleed om hun beweging op de draaicirkels in het dek te vergemakkelijken. Schaal 1:5 (afgeleid).
Granaatkanons werden in Nederland vanaf 1825 gebruikt. De eerste 20 duims granaatkanons waren uitgeboorde 36 ponders (1833). Latere typen werden aangegoten in Luik, de zwaardere in Engeland.
H. van Goens, Handleiding tot de kennis van de zeeartillerie, Rotterdam 1861-1865, p. 338, 611, pl. IX, XXI.
G.F.G. Gobius, Handleiding tot de kennis der zee-artillerie voor konstabels en matrozen-kanonniers; tevens geschikt tot leiddraad bij het houden van theorie over de artilleriezaken, Nieuwendiep 1857, p. 14.