Description
Het grotendeels uit koperplaat samengestelde voorwerp bestaat uit drie delen: de bak, de zich daaronder bevindende lade en het deksel. het staat op vier ronde pootjes en heeft op het deksel een hengsel, dat in het midden een geprofileerde verdikking heeft en in eikeltjes uitloopt. Bak en deksel zijn langs de kanten verstevigd met geprofileerde banden, die o.a. met trembleerstreek zijn versierd. Inwendig is de bak door geklonken en gesoldeerde schotten in vierkante en rechthoekige vakken verdeeld. In het deksel is een met een scharnier bevestigd klepje aangebracht dat met een knop kan worden vastgezet. Uitwendig zijn op de bak en desel de vier forse beugels geklonken van de twee scharnieren, waarmee deze onderdelen aan elkaar zijn bevestigd. De gegraveerde voorstellingen aan de scharnierzijde van bak en deksel maken deze kant tot voorkant van het kistje: op de bak in het midden de met een tulband getooide barmhartige Samaritaan die bij een boom (zonder kruin) van zijn ezel is afgestegen en zich buigt over de van zijn kleren beroofde reiziger, terwijl rechts op de achtergrond de Levier wegloopt. Rechts een staande vrouwenfiguur met een masker op haar achterhoofd, een spiegel in haar linker hand (de Voorzichtigheid). Op het deksel in het midden een wapen (een zittende vos) met een helm, een vos als helmteken en een uit acanthusbladeren samengesteld dekkleed. Daarboven en onder twee banderollen met de spreuk BEMINT GODT BOVEN AL en de naam DANIEL DE VOS, verder het jaartal 1625. Links en rechts op het deksel symmetrisch door knopen gebundeld rankenwerk. In de korte rechter zijde van de bak is de van een knop voorziene lade gemonteerd, die niet meer uitschuifbaar is. Daarboven twee gegraveerde voorstellingen van de fabel van Aesopus over de vos en de ooievaar. Op de korte linker zijde en daarop aanlsuitend op de achterkant (met de knip) van het kistje zijn vier voorstellingen gegraveerd van de geneesheer als God, engel, mens en duivel. Dat wil zeggen respectievelijk als een met een aureool omgeven figuur, die naar een pisglas kijkt en voor zich op de grond een aantal potjes en verbanddoeken heeft en op de achtergrond twee zieken liggende in een hemelbed of een brits, alsmede links op de voorgrond een knielende vrouw bij het vuur; vervolgens is de hoofdpersoon weergegeven als engel met een beker in de hand en twee in bed zittende zieken, dan als een man in een tabbaard met een boek en een schaar en op de achtergrond bij het vuur zittende figuren, en tenslotte als duivel met op de achtergrond figuren, waarvan er één zijn wapen trekt.