Title(s)

Stam van kaarsenkroon van drie hoogten met ieder zes armen, met Mariakapel in het midden

Object type

• chandelier

Object number

BK-NM-9387-A-1

Description

De stam wordt ingenomen door zes van spuwers en steunberen voorziene spijlen, die een kapel vormen met het twaalfhoekige voetstuk op een zeszijdige console, eindigend in een leeuwenkop met trekring, en met de van twaalf pinakels voorziene kap. Op het voetstuk Maria met het Kind, staande op de maansikkel en omgeven door een stralenkrans. Op de kap is een uit zes staven samengestelde spits aangebracht, overgaande in een stang, waaraan de ovale hangring is geschroefd. Aan de stam kunnen telkens zes armen worden bevestigd aan het voetstuk, de kap en het midden van de spijlen.

Artist

• maker: anonymous

Place

Southern Netherlands

Dating

c. 1475 - c. 1485

Material

• brass (alloy)
• spits: iron (metal)

Technique

casting

Measurements

length 134 cm × diameter 33 cm

Acquisition

purchase 1891

Copyright

Public domain

Is part of

• Kaarsenkroon van drie hoogten met ieder zes armen, met Mariakapel in het midden (BK-NM-9387-A)

• Verzamelen van middeleeuwse kunst in Nederland 1830-1903, p. 118
• Koper en brons [ : 1 1986], Onno ter Kuile, cat.nr. 170
• Schöne Lampen, Leuchter und Laternen, p. 70
• Histoire du luminaire depuis l'époque romaine jusqu'au XIXe siècle, p. 198
• Catalogus van het Museum van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap gesticht in 1858, cat.nr. 44c
• Antiquités des Pays-Bas : choix d'antiquités remarquables du 13e au 18e siècle : faisant partie de plusieurs collections, tant publiques que particulières : dessinées, gravées à l'eau-forte, p. 40
• Catalogus van voorwerpen uit vroegeren tijd, tentoongesteld in het gebouw der Mij. "Arti et Amicitiae" [te Amsterdam] ten behoeve van het weduwen- en weezenfonds, April & Mei 1858, cat.nr. 1234
• Een gerestaureerde geelkoperen kaarsenkroon uit de St. Jacobskerk in Den Haag
• W. Vogelsang, 'Oude kandelaars', Het Huis Oud en Nieuw 3 (1905), p. 238, 240.
• Jaarverslag Rijksmuseum XIV (1891), p. 47, nr. 9387.