AK-NM-6839 Twee dekselpotten op voet
• Blauw-wit Kangxi-porselein
• Onderdeel van Royers porseleincollectie
• Gepubliceerd Jörg 1997, nr. 108
Dit is een Europese vorm die in vrij grote hoeveelheden in China werd gemaakt [zie Jörg 1997 met refs.] Een exemplaar in de Engelse koninklijke collectie is zeer vergelijkbaar [Ayers 2016, vol. I, nr. 380]. Royer zelf had een poudré-met-verte exemplaar (AK-NM-6362) en verrder heeft het Rijksmuseum nog drie ‘verte’ exemplaren uit de collecties van Robert May (1873-1962) (AK-RBK-15887-A/-B) en Jean Charles Jospeh Drucker (1862-1944) (Ak-RBK-16347).
Suikerpotten worden ze genoemd en het is goed mogelijk dat ze werden gebruikt voor kandijklonten of gemalen suiker. Er is ook een andere interpretatie mogelijk. Het zou kunnen dat deze potten een uitwerking zijn van de ‘pot à l’oille’, de ronde terrine of bouillonkom die vanaf de 17de eeuw in Frankrijk (in zilver) deel van een servies ging uitmaken. In de inventaris van de grote collectie van August de Sterke worden vrij eenvoudige (niet op voet staande) dekselpotten als ‘por à l’oille’ beschreven. De zilversmid Hans Coenraad Brechtel (1609-16756) maakte in 1680 in verguld zilver een papkom of porringer voor Mary II Stuart met precies het model van AK-NM-6839 (BK-C-2017-4). En de porringer is direct voortgekomen uit de pot à l’oille.
Hoet het ook zij, een Europees metalen object (tin, zilver) zal de oorsprong van deze vorm zijn geweest en men kan zich ook goed voorstellen dat modellen van gedraaid hout als voorbeeld naar Jingdezhen weden gestuurd. De ronde vorm leent zich daarvoor uitstekend, de wat onderkomen oortjes zouden in het houten model los gesneden en ingestoken elementen zijn geweest.
De voorstelling wordt weer gedomineerd door de archaïsche vaten. Zie hiervoor de toelichting op de dekselpot AK-NM-6769-A. Een vergelijkbaar stuk komt voor op het schilderij ‘De Spilpenning’ van Cornelis Troost (1696-1750) uit 1741. Het schilderij verbeeldt een scène uit het gelijknamige toneelstuk van Thomas Asselijn (1620-1701), waarin Johanna's spilzicht wordt ontdekt door haar man Gerardus en haar vader Augustijn, die zich als Poolse joodse kooplieden verkleed hebben en allerhande kostbare snuisterijen voor haar uitstallen. Chinese voorwerpen zijn goed vertegenwoordigd, waaronder dus ook deze suikerpot. Het geeft een indruk van de waardering in 1741, als de vanzelfsprekende waardering voor Chinese voorwerpen voorbij is en deze zaken worden geassocieerd met spilzucht en (vrouwelijke!) nietsnuttigheid. (Dit is de boodschap van het schilderij, niet mijn mening.) Royers waardering in de jaren ’70 en ’80 voor dit Kangxi-porselein vanuit een historisch perspectief en vanuit een specifieke Huygens-belangstelling, verschilt van deze eerder neerbuigende dan positieve belangstelling verbeeld door Troost.
Bronnen:
Christiaan J.A. Jörg, Chinese ceramics in the collection of the Rijksmuseum, Amsterdam: the Ming and Qing dynasties, Londen, 1997.
John Ayers, Chinese and Japanese works of art in the collection of Her Majesty The Queen, Londen, 2016.